Ronde Tafel Sessie- Future of Facades

Circulariteit, brandveiligheid, luchtdichtheid, duurzaamheid en EPC, het zijn kreten die allemaal betrekking hebben op de gevel anno 2019. Wat dat betreft heeft de gevel in de afgelopen jaren een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Reden voor Facade360 om een aantal experts uit te nodigen om te sparren over het thema Future of Facades. Waar komen we vandaan, waar staan we nu en wat wordt de geveluitdaging voor de toekomst? Vanzelfsprekend komen ook de trends in gevelarchitectuur aan bod. 

Aardverschuiving
Welke ontwikkeling heeft de gevel doorgemaakt? Met andere woorden, wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen van de afgelopen jaren? André Jansen van Solarlux trapt af en zegt: “De EPC is heel belangrijk geworden. De isolatiewaarde van gevels heeft een ware aardverschuiving teweeggebracht. De normen worden bovendien steeds strenger.” Haro Coolen van 3A Composites vult aan: “Los van de eisen die aan de gevel worden gesteld, hebben we te maken met een serieuze schaarste aan ‘handjes’ op de bouw. Dat verklaart de toename in elementenbouw. Het kan vaak ook niet meer anders in drukbevolkte steden waar soms echt op een postzegel wordt gebouwd.” Dat kan ook Dirk Jan Schaap van Powerhouse Company beamen. “De verdichting in de stad en op de bouwplaats maakt dat er minder tijd en ruimte is om het bouwproces op een traditionele manier aan te vliegen.” Hein Roozen van Aliplast merkt terecht op dat prefabriceren in al zijn facetten een hot item is geworden; “van de badkamer tot aan de gevel, er wordt steeds meer geprefabriceerd.”

Vlnr: Haro Coolen – Alucobond en Dirk Jan Schaap – Powerhouse Company

Natuurlijke materialen
Over trends gesproken, ook de gevelarchitectuur heeft een ontwikkeling doorgemaakt. “We merken een stijgende vraag naar natuurlijke materialen in de gevel, zoals hout en beton maar ook strekmetaal in een ‘natuurlijke’ look,” stelt Remco Baartmans van Alumet. “Een architect heeft tegenwoordig keuze uit een enorm aanbod aan materialen met steeds meer variëteit in kleur, glans en structuur.” Meer variatie zal zich niet alleen in kleur doorzetten, maar ook qua uiterlijk, vult Haro Coolen aan. “Met de moderne softwareprogramma’s worden ook de materiaalgrenzen opgerekt. We zien dan ook een toename in meer 3D achtige vormen in de gevel.” Remco Baartmans: “Daarnaast speelt het duurzaamheidsaspect een belangrijke rol. De vraag naar duurzame oppervlaktetechnieken met lange garanties is stijgende. Twintig jaar is geen uitzondering meer en in Engeland worden zelfs levenslange garanties gevraagd, waarmee in de praktijk 40 tot 50 jaar wordt aangeduid.” André Jansen sluit zich daarbij aan, maar plaatst wel een kanttekening: “Enerzijds is er de vraag naar lange(re) garanties, maar anderzijds hebben we te maken met de discussie rondom chroom-6. In de British Standard wordt juist het toepassen van chroom-6 gestimuleerd, terwijl we deze voorbehandeling in Nederland en Duitsland volledig uitbannen. Ben benieuwd wat voor effect dat uiteindelijk heeft op de levensduur en garanties.”

Chroom-6
Remco Baartmans voorziet geen problemen aangaande het uitbannen van chroom-6 op de beoogde garantietermijnen. “De markt heeft zich op technisch gebied flink doorontwikkeld. Grote systeemleveranciers als Reynaers en Schüco zetten nu massaal in op pre-anodiseren als alternatief voor het voorbehandelen met chroom-6. Een van de belangrijkste coaters in Nederland is nu ook aan het omschakelen en die trend zal zeker in Nederland nu echt gaan doorbreken, in situaties waar corrosie een issue kan zijn.” Rudi Vandevoordt van BestBend: “Als het gaat om pre-anodiseren, lopen wij als buigers toch tegen enige beperkingen aan. De grootste beperking zit hem in de afmetingen van de baden van maximaal 1,50 meter. We moeten dan wel naar dubbellaags poedercoaten met een chroom-6 voorbehandeling toe om de beoogde levensduur te garanderen.” Remco Baartmans: “Toch zien we dat grote coaters overstappen. Pre-anodiseren heeft wel kostprijsverhogend effect, maar met een oxide als backbone tegen corrosie en een coating die ook bepaalde beschermende eigenschappen heeft, is het resultaat wel het beste van twee werelden.”

Vlnr: Hein Roozen – Aliplast en Rudi Vandevoordt – BestBend

Basismateriaal
Kwaliteit en levensduur hebben niet alleen met de oppervlaktebehandeling te maken, meent André Jansen. “Er zijn zoveel factoren van afhankelijk, vooral ook de zuiverheid van het basismateriaal. En met het stijgend aanbod van niet-Europese aanbieders van aluminium komt ook die zuiverheid in het geding.” Remco Baartmans: “We zien de kennis wel stijgen als het gaat om het type aluminium dat in het bestek wordt voorgeschreven. Ook systeemhuizen ‘versmallen’ de standaard aluminiumspecificaties voor de gevelbouw om de kwaliteit te waarborgen. Al is het ook afhankelijk van de oppervlaktetechniek. Natlakken heeft bijvoorbeeld minder ‘last’ van variatie in aluminiumsamenstelling.” Haro Coolen: “Den Haag is wat dat betreft een goed referentiekader als het gaat om kwaliteit en levensduurverwachting. Hier heerst een hoge luchtvochtigheid, een hoog zoutgehalte, er lopen trambanen, spoorlijnen, etc. De UV belasting is misschien minder kritisch, maar alle andere factoren liggen nergens ter wereld zo hoog.” Je hebt gelijk als het gaat om corrosie, maar de UV belasting is wel doorslaggevend als het gaat over hoe pigment zich over de lange termijn gedraagt. Dat zorgt er immers voor dat de glans vermindert en de kleur omslaat, vult Remco Baartmans aan.

Kleuren
Als het gaat om kleurgebruik, merkt André Jansen dat wit tegenwoordig ‘uit de mode’ is. “Het zijn vooral de donkere kleuren die momenteel veel worden toegepast in de gevel.” Volgens Haro Coolen is het afhankelijk van wie het vraagt. “Als we kijken naar onze omzetcijfers, dan zijn de topsellers nog altijd wit en grijs in allerlei variaties. Maar dat is natuurlijk wel regioafhankelijk. In Frankrijk en Rusland bijvoorbeeld zijn juist opvallende kleuren weer heel populair.” Dirk Jan Schaap: “Ik denk dat we een onderscheid moeten maken tussen stijlen, puien en kozijnen die een andere tendens kennen dan beplating.” Dat merken wij inderdaad ook, zegt Rudi Vandevoordt. “RAL 9005 is tegenwoordig een standaard kleur geworden in het assortiment voor ramen en deuren.” Ook Hein Roozen kan dat beamen en zegt: “En dan vooral in een structuurlak, dus met een mat uiterlijk. Diep zwart is vaak te zwart voor een architect.” Dirk Jan Schaap: “Klopt. Zo gebruik je ook heel vaak geen wit maar RAL 9002. Dat ziet eruit als wit in de praktijk. Of RAL 7021, dat wordt al heel donker. Mijn nieuwe favoriet is overigens RAL 8022 met een bruine inslag. Hele harde kleuren zien er goed uit in theorie en op een sample, maar blijken in de praktijk te wit of te zwart. De trend in kleurgebruik volgt overigens altijd een soort golfbeweging.”

Remco Baartmans – Alumet

Facade as a service
Haro Coolen komt nog even terug op het fenomeen levenslange garantie. “Los van de grachtengordel, hoe lang is een gemiddeld gebouw functioneel alvorens het weer een energetische update of ingrijpende transformatie ondergaat? Met andere woorden, is het wel zinvol om een gevel voor vijftig of honderd jaar te ontwerpen?” André Jansen: “Wij zien een trend ontstaan waarbij de gevel wordt gehuurd of geleast, in feite geënt op wat Haro aanstipt. Alles is bij de prijs inbegrepen, ook het gevelonderhoud en eventueel op termijn het strippen van de gevel en aanpassen aan de nieuwe eisen.” Dirk Jan Schaap heeft toch een ander beeld bij duurzaamheid en circulariteit. “Duurzaamheid zit hem ook in de rijkheid van een ontwerp dat flexibel genoeg moet zijn om een gebouw na verloop van tijd een andere functie te geven. En circulariteit gaat mijns inziens over tijdigheid in plaats van een gebouw voor de oneindigheid te ontwerpen met grote aanpasbare casco’s, veel lichtinval en met een gevel die over twintig jaar ook nog mooi is of mooi verouderd.” Remco Baartmans: “Dat rechtvaardigt de keuze voor duurzame, onderhoudsvriendelijke materialen als statement van kwaliteit en oneindigheid.”

Rijkheid
In de jaren zestig en zeventig werden materialen gebruikt die wat aardser en duurzamer waren, zegt Dirk Jan Schaap. “Die gebouwen staan nog steeds fier overeind. Anders werd het in de decennia daarna. De jaren tachtig en negentig stonden in het teken van de kunststof plaatmaterialen die natuurlijk veel sneller verarmen en dus op termijn minder duurzaam en aantrekkelijk zijn, zo ondervinden we nu. Je kan er ook niks meer mee op grote gebouwen.” Haro Coolen: “En dan hebben we het over het merendeel van de bebouwde omgeving. Sterker nog, ik denk dat 80% van de gebouwen in Nederland die beoogde rijkheid in het ontwerp niet heeft.” Dirk Jan Schaap antwoordt: “En daar is een taak voor de architecten weggelegd. Dát is namelijk waar architectuur om draait; alles wat je doet een bepaalde rijkheid mee geven om een gebouw instant te houden. Het is aan ons om samen met leveranciers, zoals jullie hier aan tafel, een weg te vinden die niet perse heel duur of uitzonderlijk is, maar wel dat doel bereikt. Alle gebouwen die een lang leven beschoren zijn, hebben ‘iets’ wat ze bijzonder of specifiek maakt op welk niveau dan ook.” Hein Roozen: “Gelukkig worden er ook steeds hogere eisen gesteld aan de rijkheid van het ontwerp.” Alles valt of staat wel met het budget, stelt André Jansen. “We weten allemaal wat het beste is, maar uiteindelijk moet het wel betaald worden en daar zit de crux.”

André Jansen – Solarlux

Flexibiliteit in gevel
André Jansen ziet nog een andere trend waarbij ontwikkelaars zich steeds meer rechtstreeks melden bij de leveranciers in plaats van alles maar aan de hoofdaannemer overlaten. Dirk Jan Schaap: “Als je gaat voor kwaliteit en innovatie moet je inderdaad contact zoeken met de partijen waar de kennis zit en niet zozeer met de mensen die het managen. Het nieuwe (hoog)bouwen, waarbij veel geprefabriceerd wordt aangeleverd, komt de kwaliteit mogelijk ten goede.” Ook de flexibiliteit van de gevel is dan een belangrijk aspect, meent André Jansen. “Hoogbouwprojecten zijn veelal gelegen in dichtbevolkte, rumoerige gebieden. Bewoners maken zelf de keuze om in een luidruchtige buurt te gaan wonen. Waarom zou je dan een geluidsdove gevel moeten maken? Daar kan je niks mee. Een flexibele gevel die sluit in de nacht, maar overdag geopend kan worden om te spuien, past wat dat betreft veel beter. Maar dan moet er qua wet- en regelgeving nog wel het een en ander gebeuren.”

Brandveiligheid
Ook qua brandveiligheidsbesef kan er volgens Haro Coolen nog wel een stap gemaakt worden. “In de Benelux lopen we ver achter op bijvoorbeeld Duitsland. Daar is geen discussie mogelijk; alles boven de 25 meter moet onbrandbaar zijn. In ons land worden nog gewoon gebouwen neergezet met brandklasse D. Schrijnend. Zeker bij hoogbouw zou het een issue moeten zijn, maar het zet zich helaas nog niet door zoals in de landen om ons heen.” Hoe dat kan? “In Duitsland heeft de architect meer verantwoordelijkheid,” zegt Rudi Vandevoordt. “De architect schrijft voor en is hoofdelijk aansprakelijk voor het resultaat. In Nederland lijkt niemand verantwoordelijk te zijn en wordt ook niet gecontroleerd. Als er wat misgaat, wijzen we naar elkaar.” Hein Roozen: “Die kentering zit er in ons land ook aan te komen, dat de aannemerij steeds meer moet aantonen dat wat is uitgevoerd conform afspraak is.” Haro Coolen: “Als het gaat om brandveiligheid hebben we een probleem met het Bouwbesluit. Voldoe je aan het Bouwbesluit, dan nog loop je ver achter op landen om ons heen.” Hein Roozen: “Ook dat is een kwestie van tijd. Eisen zullen op een andere manier ingevuld gaan worden, aangezien we steeds meer hoogbouw krijgen.”

Wat is de geveluitdaging voor de komende jaren? “Een zo laag mogelijke energievraag zal een hot issue zijn,” zegt Hein Roozen. “Met andere woorden, zo min mogelijk energie verliezen door de gevel en tegelijk ook energie opwekken via de gevel.” André Jansen: “Wat mij zorgen baart is het gebrek aan kennis, die vloeit echt weg, in combinatie met de interpretatie van de wet- en regelgeving. Positief daaraan is dat wij als producenten/leveranciers eerder in beeld komen en dat het uiteindelijk ten goede komt aan de kwaliteit.” Remco Baartmans tot slot: “Ik denk wel dat we ons weer schrap moeten zetten voor de volgende recessie, dus dat we de productie zodanig efficiënt moeten inrichten dat we steeds sneller en tegen scherpere tarieven kunnen leveren.”